De Belgische Reynderstaks: een introductie voor beginners
Ik herinner me nog goed dat ik, toen ik voor het eerst bezig was met Belgische belastingen op beleggingen, met vragen zat over hoe dat precies werkte. Ik had al wel gehoord van een verplichte roerende voorheffing en allerlei andere bijdragen, maar opeens dook daar de term “Reynderstaks” op, die meteen wat gewichtiger klonk. In het begin dacht ik dat het om een zeldzame taks ging voor mensen met hele grote portefeuilles. Gaandeweg ontdekte ik dat de Reynderstaks helemaal niet zo mysterieus is, maar wél van belang kan zijn voor iedereen die in België belegt. Het draait namelijk om een bijzondere belasting op meerwaarden die je boekt op bepaalde fondsen. Omdat er veel onduidelijkheid bestaat over de precieze regels, leek het me nuttig er eens uitgebreid op in te gaan. Vanuit mijn eigen zoektocht weet ik namelijk dat je al snel door de bomen het bos niet meer ziet, en dat is zonde. De Reynderstaks kan van invloed zijn op je rendement, dus wat meer kennis kan je zeker helpen om slimme keuzes te maken. Hieronder duik ik daarom in de oorsprong, de toepassing en een aantal praktische zaken rond deze “beruchte” belasting.
Een korte geschiedenis van de Reynderstaks
Om de Reynderstaks beter te begrijpen, kan het helpen om eerst even terug te blikken op het ontstaan ervan. De belasting is vernoemd naar een vroegere Belgische minister van Financiën, Didier Reynders. Rond de eeuwwisseling raakte de Belgische overheid meer geïnteresseerd in de manier waarop beleggers in het land hun winsten genereerden. Er bestonden al wat taksen en roerende voorheffingen, maar men vond dat ook de meerwaarde op bepaalde fondsen in het vizier moest komen. Dat leidde tot de invoering van een mechanisme dat beleggers belastte wanneer ze winst maakten op fondsen die in obligaties of andere vastrentende waarden investeren.
Aanvankelijk werd dit systeem door verschillende beleggers met argwaan onthaald. Het gevoel ontstond dat de overheid steeds meer wegen vond om geld te halen bij de spaarder en de belegger. Tegelijk was de wereld van fondsen en beleggingsvehikels toen al zodanig uitgebreid dat er diverse “gaten” bestonden in de belastingwetgeving. Sommigen hadden het idee dat de overheid die gaten wilde dichten. Ik herinner me dat ik zelf dacht: “Moet je dan voortdurend elke cent die je verdient met je beleggingen aangeven?” In de praktijk werkt het systeem subtieler. De Reynderstaks richt zich vooral op de inkomsten die samenhangen met de rente-component of het obligatiegedeelte van een fonds. Zo probeerde men te garanderen dat niet alleen directe rente-inkomsten belast werden, maar ook alles wat daar in vermomde vorm in fondsen zat verwerkt.
In de loop der jaren is de wetgeving rond de Reynderstaks een paar keer aangepast. Zo zijn er nuances aangebracht over wanneer deze taks van toepassing is, en welke soorten fondsen hieronder vallen. De regelgeving verschilt bijvoorbeeld naargelang het fonds in grote mate belegt in obligaties dan wel in aandelen. Die details hebben een invloed op het al dan niet verschuldigd zijn van de belasting bij verkoop. Zelf vond ik het in het begin best lastig om te doorzien welke fondsen precies onder de taks vallen. Vaak moet je in de technische details van een fonds duiken: hoeveel procent van de portefeuille bestaat uit vastrentende waarden en hoeveel uit aandelen? Dat percentage kan doorslaggevend zijn voor de vraag of je Reynderstaks betaalt als je je fonds verkoopt met winst. Het goede nieuws is dat de meeste brokers en fondsenaanbieders tegenwoordig expliciet aangeven of er Reynderstaks van toepassing is. Maar het blijft toch altijd nuttig om zelf te weten hoe de vork in de steel zit, want uiteindelijk ben jij degene die de rekening betaalt.
Een bijzonder aspect is dat de taks altijd bedoeld is geweest als een soort evenwichtige aanpak: je wordt niet dubbel belast op je beleggingen (vergeleken met bijvoorbeeld roerende voorheffing), maar de overheid wilde wel voorkomen dat mensen massaal gingen schuilen in fondsen om te ontsnappen aan belasting op rente. Vanuit dat oogpunt had het beleid best een logische insteek: beleggen in obligaties via een fonds mag niet plots onbelast blijven, enkel omdat je ervoor gekozen hebt om de obligaties “in te pakken” in een fondsstructuur. Toch roept dat hele idee van “gelijke behandeling” soms discussie op, zeker als de markten veranderen en fondsen nieuwe strategieën hanteren om hun belastingpositie te optimaliseren. Desondanks is de Reynderstaks ondertussen stevig verankerd in de Belgische fiscale wereld. Wie Belgische fondsen koopt of internationale fondsen die in België verhandeld worden, komt er maar zelden omheen.
Foto: © European Union, 2025, CC BY 4.0
Waarom is deze belasting zo belangrijk voor beleggers?
Op het eerste gezicht kun je denken: “Oké, weer een belasting. Dat hoort er nu eenmaal bij.” Maar de Reynderstaks is juist interessant omdat hij van invloed kan zijn op je rendement, zeker als je actief in fondsen belegt. Stel je voor dat je een fonds hebt dat grotendeels in obligaties belegt en je verkoopt het na een paar jaar met een mooie winst. Dan kan het gebeuren dat je een deel van die winst moet afstaan. Dat was voor mij in het begin wel een eyeopener, want ik dacht altijd dat alleen directe rente-inkomsten of dividenden onderhevig waren aan belasting. Het bleek echter dat de Reynderstaks ook je winst kan treffen wanneer die winst deels voortkomt uit vastrentende componenten. Sommige beleggers bekijken daarom heel bewust of het fonds waarin ze investeren onder deze taks valt. Ze maken een vergelijking met aandelenfondsen, die vaak geen of nauwelijks Reynderstaks met zich meebrengen, omdat ze niet zwaar in obligaties zitten. Het is dus niet louter een formaliteit, maar iets dat best een hap uit je rendement kan nemen.
Vanuit praktisch oogpunt is het ook belangrijk om te weten dat veel brokers en banken de Reynderstaks automatisch inhouden wanneer je een fonds verkoopt. Dat betekent dat je wellicht minder geld terugkrijgt op je rekening dan je zou verwachten op basis van de puur “papieren” koerswinst. Zelf stond ik eens raar te kijken toen mijn broker opeens meldde dat er een taks was afgehouden. In eerste instantie vroeg ik me af waarom dat bedrag kleiner was dan ik op basis van de koers had berekend. Pas later begreep ik dat dit dus de Reynderstaks was, die direct aan de bron werd ingehouden. Zoiets kan verwarrend zijn als je er niet op bent voorbereid. Tegelijk is de automatische afhouding wel gemakkelijk, want je hoeft dan niet zelf te gaan puzzelen in je belastingaangifte. Het gebeurt grotendeels achter de schermen, al is het wel handig om te begrijpen waar dat geld naartoe gaat en waarom het wordt ingehouden.
De Reynderstaks zorgt er ook voor dat beleggers soms andere keuzes maken. Ik heb het idee dat sommige mensen bewust kiezen voor fondsen met een hoger aandeel aandelen dan obligaties, puur en alleen om geen taks te hoeven betalen bij verkoop. Het kan ook gebeuren dat beleggers fondsen langer vasthouden, of net op een ander moment verkopen om minder belasting te betalen. Ik las eens over strategieën waarbij mensen naar de “ex-datum” van een coupon kijken of proberen te timen wanneer de onderliggende waarde in renteproducten afneemt. Persoonlijk vind ik dat allemaal nogal complex, en ik geloof niet dat je je hele beleggingsstrategie moet laten bepalen door zo’n belastingmechanisme. Toch kan het zeker meespelen in je overweging. De Reynderstaks kan een reden zijn om bijvoorbeeld meer in aandelenfondsen te gaan of om te kiezen voor een andere verdeling in je portefeuille, afhankelijk van je risicoprofiel en fiscale voorkeuren.
Behalve voor de individuele belegger, is de Reynderstaks ook een factor voor de fondsbeheerders zelf. Zij moeten hun producten zo structureren dat het voor beleggers aantrekkelijk blijft, ondanks deze belastingregels. Dat zie je terug in de fondsinformatie, waarin expliciet vermeld wordt hoeveel procent van het fonds is belegd in vastrentende waarden. Komt dat percentage boven een bepaalde drempel, dan weet je dat de Reynderstaks gaat spelen bij verkoop. Dit zorgt ervoor dat fondsen soms strategisch kiezen om net onder die drempel te blijven, zodat beleggers geen taks moeten betalen. Als je daarover leest, snap je meteen dat belastingregels een sterke invloed kunnen hebben op hoe de financiële industrie haar producten vormgeeft.
Hoe werkt het stelsel in de praktijk?
Wie voor het eerst met de Reynderstaks te maken krijgt, vraagt zich vaak af: “Hoe verloopt het in de praktijk als ik een fonds koop en later verkoop?” Het goede nieuws is dat je niet zelf met een rekenmachine hoeft te zitten. De bank of broker doet dit voor je, en houdt het bedrag automatisch af bij de verkoop. Daarna dragen ze het af aan de fiscus. Jij ziet alleen op je overzicht dat er een “taks” is ingehouden. Toch is het de moeite om te weten welke regels men toepast. Zo is er een zogenaamde 25%-drempel: wanneer een fonds voor minstens 25% (of vroeger 10%) in vastrentende waarden belegt, en je verkoopt het met winst, dan wordt de Reynderstaks toegepast. Let op, de precieze regelgeving is door de jaren heen veranderd; soms was de drempel 15% of 25%, en dat kan nog afwijken als de wetgever besluit de regels te vernieuwen. Ik adviseer daarom om steeds even de meest recente informatie te checken bij je broker of op een officiële website van de overheid.
Interessant is dat niet alleen obligaties, maar ook andere vastrentende producten, zoals kasbons, bepaalde geldmarktinstrumenten en soms zelfs derivaten, kunnen meetellen in die percentageberekening. Een fonds dat dus slim verpakt is, kan toch in de gevarenzone komen als het bepaalde instrumenten bevat die volgens de wet als vastrentend worden gezien. Ik heb eens een fonds gehad dat in naam vooral “multi-asset” was, maar bij nadere inspectie een flink percentage rente-dragende producten bleek te bezitten. Tot mijn verbazing gold de Reynderstaks dus wel degelijk. Sindsdien check ik altijd even de factsheet of KIID (Key Investor Information Document) waarin staat hoeveel procent van de portefeuille in dergelijke waarden belegd is. Dat document is openbaar beschikbaar, dus je kunt het altijd raadplegen voordat je koopt.
Wanneer je je fonds uiteindelijk verkoopt, is er nog de vraag hoe de winst wordt berekend. In theorie gaat men kijken naar de aangroei van de rente-component tijdens de periode dat jij het fonds in bezit had. Praktisch gezien houdt men gewoon een forfaitaire methode aan voor de taks, afhankelijk van de regels die op dat moment gelden. Het kan gebeuren dat ook een deel van de kosten of minwaarden in rekening worden gebracht, afhankelijk van het type fonds en de exacte berekening. Ik ben zelf niet op alle details ingegaan, omdat dit behoorlijk technisch kan zijn en de meeste beleggers niet gaan zitten knoeien met complexe formules. Wat ik vooral onthouden heb, is dat je resultaat uiteindelijk automatisch verminderd wordt met de Reynderstaks, als het fonds onder die regeling valt. Daar kun je weinig tegen doen, behalve vooraf de juiste keuzes maken. Wie liever geen taks betaalt, moet zich beperken tot fondsen die niet onder de voorwaarden vallen, of kiezen voor pure aandelenfondsen. Dat is natuurlijk een strategische beslissing die afhangt van je risicobereidheid en je beleggingsplannen.
Een ander boeiend aspect is dat de Reynderstaks niet alleen relevant kan zijn bij verkoop, maar ook bij omruiling of switchen tussen compartimenten binnen hetzelfde fonds. Als je bijvoorbeeld binnen dezelfde fondsstructuur overstapt van een subfonds met veel obligaties naar een subfonds met meer aandelen, kan de fiscus dat beschouwen als een verkoop en nieuwe aankoop. Dat betekent dat er mogelijk taks verschuldigd is. Voor sommigen is dit een reden om wat minder te switchen, om zo niet onnodig fiscale kosten te maken. Je kunt dus stellen dat de Reynderstaks niet alleen je uiteindelijke opbrengst kan aantasten, maar ook je flexibiliteit beperkt als je wilt bijsturen binnen je portefeuille. Het is daarom verstandig om wat langer na te denken vóór je een wissel doet.
Praktische tips voor beginners
Je hebt nu een indruk van wat de Reynderstaks inhoudt en waarom het voor beleggers van belang is. Maar wat doe je hier nu praktisch mee als beginnende belegger? Allereerst is het slim om je niet te laten afschrikken door deze belasting. Het is belangrijk om te beseffen dat hij vooral speelt wanneer je in fondsen met een significant obligatiegedeelte zit. Houd er rekening mee dat je, ondanks de taks, alsnog prima rendement kunt halen, zeker als het fonds goed presteert. De taks is immers maar een fractie van je totale opbrengst. Het is dus niet per se een reden om obligatiefondsen af te zweren. Het kan wel een aspect zijn om mee te nemen in je vergelijking tussen verschillende fondsen.
Verder raad ik aan om bij het selecteren van een fonds altijd de documentatie te bekijken. Ga na of er sprake is van een “taks op de meerwaarde” en welke drempels er gelden voor de samenstelling van de portefeuille. Als in de factsheet staat dat een fonds bijvoorbeeld 20% in vastrentend belegt, hoef je er misschien geen rekening mee te houden. Maar bij 25% of meer, is dat een ander verhaal. Dat is informatie die je heel snel kunt vinden. Bij twijfel kun je ook een korte vraag stellen aan de klantenservice van je broker. Zij hebben meestal de meest actuele data en kunnen je vertellen of de Reynderstaks geldt of niet.
Voor wie flexibel wil blijven binnen hetzelfde fonds, is het goed om te weten dat elke switch gezien kan worden als een verkoop. Ik heb zelf geleerd dat je beter even kunt wachten tot je zeker weet dat je een nieuwe strategie wil aanhouden, in plaats van constant heen en weer te hoppen. De kosten en taksen kunnen dan flink oplopen. Daarnaast loont het om je transactiemoment slim te kiezen. Als je bijvoorbeeld net een coupon- of dividendrechtenperiode ingaat, kan het handiger zijn nog even te wachten met de verkoop. Zo kan er minder rente-aangroei in het fonds zitten, wat weer scheelt in de te betalen taks. Dit soort timing is niet altijd makkelijk, maar kan in specifieke gevallen wel een verschil maken, zeker bij grotere bedragen.
Bovenal raad ik aan om je beleggingskeuzes nooit uitsluitend te baseren op één belastingregel. Een kwalitatief fonds kan, zelfs met de Reynderstaks, nog steeds een prima optie zijn. Je beleggingsdoelen, risicobereidheid en tijdshorizon zijn minstens zo belangrijk in je overweging. Laat je dus niet te veel ontmoedigen als je ziet dat er 30% in obligaties zit en je dan mogelijk taks betaalt. Misschien past dat juist perfect bij je behoefte aan stabiliteit in je portefeuille. De Reynderstaks is in wezen slechts één radartje in het geheel van je beleggingsbeleid. Uiteindelijk gaat het erom dat je een stabiele en weldoordachte opbouw van je investeringen nastreeft, en daarbij af en toe een oogje houdt op de fiscale gevolgen. Zo kun je met meer vertrouwen aan de slag, en weet je meteen ook waar je aan toe bent als je besluit om je fondsen te verkopen.
Fout in artikel 10 % (vroeger 25%) moet er staan. Vermeld ook dat volgend jaar deels 10% en deels 30% winstbelasting zal zijn op mixed funds. “Bart de Wever” taks + REYNDERS taks
Bedankt voor de verduidelijking Pieter, wij duiken erin!